Beste mevrouw Yesilgöz,

Ik maak me zorgen.

Gisteravond plaatste mijn broer Jan vanaf zijn hotelkamer tijdens de voetbalwedstrijd Ajax-Heerenveen een bericht op Twitter met een foto van Palestijnse vlaggen die in vak 125 van de Johan Cruijff Arena hingen.

Dit bericht:

Ik zeg vaak tegen mijn broer, die als hoofdredacteur van Metro de moord op ‘zijn’ columnist Theo van Gogh heeft meegemaakt, dat hij moet uitkijken met wat hij in die stukjes van hem schrijft en helemaal met wat hij deelt op social media.

“Je weet nooit of er in Nederland nóg een Mohammed B. rondloopt”, zeg ik dan.

Waarop hij altijd antwoordt met: “Als ik zelfcensuur ga toepassen op de waarheid, ben ik geen knip voor mijn neus waard.”

Dat het óók heel nuttig kan zijn om, net als ik, elke ochtend om tien voor half negen met een broodtrommel op de bagagedrager naar het gemeentehuis te fietsen en als voorlichter persberichten te schrijven over de komst van prachtige zonneparken op voormalige zandwinplassen en de aanleg van regenboog-zebrapaden, wil er bij hem niet in.

Maar goed, op dat Twitterbericht kreeg mijn broer dus deze reactie:

Normaal zou mij dat ontgaan zijn, want ik zit niet op social media en mijn broer maakt er nooit een groot nummer van als hij bedreigd wordt.

Ik ben Sander Schimmelpenninck niet”, zei hij daar een keer over. “Of Chris Klomp, die als er een steen door zijn ruit zou zijn gegooid trots meldt dat de burgemeester of de minister van Justitie hem hebben gebeld om steun te betuigen.”

Maar omdat ik in de Buurt WhatsApp van mijn broer zit als ik een paar dagen op zijn huis pas en de dieren verzorg, zag ik het deze keer wel.

In die Buurt Whatsapp verscheen namelijk dat Twitterbericht met die bedreiging en daaronder zetten de buren van mijn broer korte reacties.

(Advertentie)

“Letten we even extra op?”

“Komt goed!”

“Jachtgeweer staat klaar!”

“Mooi.”

Ik heb mijn broer natuurlijk meteen gebeld.

“Jan, heb je die bedreiging gezien?”

‘Tuurlijk, ik zie alles. En anders sturen mensen het wel door om me te waarschuwen. Heel lief!”

“Deze keer moet je echt aangifte doen als je terug bent, hoor!”

Maar dat weigert hij dus.

“Keessie”, zei hij, “je weet dat ik geen enkel vertrouwen heb in de politie. Je weet hoe ik genaaid ben door die rechercheur Van Hout in Rotterdam in 1997. Gewoon ambtsedig een aantoonbaar valse verklaring over mij afgelegd, die blind werd overgenomen door de rechter-commissaris!”

(Advertentie)

“Ja, weet ik nog, naar aanleiding van die Panorama-reportage.”

“Je weet ook nog hoe de politie weigerde iets te doen toen ik in 2017 door Antifa werd bedreigd met dat spandoek in het stadion van de voetbalclub St. Pauli in nota bene Hamburg. ‘Dijkgraaf trek die trui uit, anders hakken we je kop eraf’.”

“Weet ik nog. Bij een verkiezingsbijeenkomst in Leeuwarden waar ze waren kreeg je te horen: ‘Wij hebben een goede relatie met Antifa, hier in Friesland’.”

“Je weet, ik heb dat laatst vernomen toen ik bij de AIVD mijn dossier kreeg overhandigd en volgens mij heb ik het je verteld, dat na de moord Theo van Gogh meer dan veertig mensen metéén zware beveiliging kregen. En dat de Amsterdamse politie pas vijf dagen ná de moord aan de AIVD vroeg om ‘een risicoanalyse te maken’ voor de redactie van Metro in het algemeen en de uitgever en mij in het bijzonder, omdat wij meldden dat de mailtjes met bedreigingen werkelijk binnen bleven vliegen en dreigden die te publiceren.”

“Weet ik ook nog.”

“Nou dan. Áls ik de politie bel, is het maar de vraag of ze überhaupt een aangifte willen opnemen. Of ze het niet bij ‘een melding’ willen laten, zodat ze ‘m in een la kunnen flikkeren. Doen ze dat niet en mag je bij Gods gratie aangifte doen, dan krijg je na een jaar een berichtje dat ze de identiteit van de bedreiger helaas niet hebben kunnen achterhalen en dat het dossier gesloten is. En als ze wel écht onderzoek doen en de dader vinden, wat gewoon kan, houden ze een ‘foei-gesprek’. Echt, Keessie, als je niet voor NRC werkt of niet in de politiek zit, voor andere partijen dan de PVV althans, heeft het doen van aangifte geen enkele zin. Vraag maar aan Wierd Duk.”

(Advertentie)

Ik viel stil.

Want ik had geen zin om toe te geven dat hij misschien een punt had.

“Jan…”, zei ik.

“Ja?”

“Kijk je goed uit?”

“Ik zit in Polen. Denk je dat zo’n bontkraagje op zijn scootertje helemaal naar Polen komt om mij iets aan te doen?”

“Nee. Maar je komt ook weer een keer thuis.”

“Zeker.”

“Wil je dan als je thuis bent in elk geval aangifte doen?”

(Advertentie)

“Nee. En Kees…”

“Ja?”

“Zit je in mijn huis?”

“Morgen weer.”

“Je weet waar het jachtgeweer staat hè?”

En toen hing hij op.

Weet u waar ik me nu het meest zorgen over maak, mevrouw Yesilgöz?

Dat niet de bedreiger, maar mijn broer de cel in moet als hij zichzelf ooit met dat ding of iets anders moet gaan verdedigen.

Kunt u dáár als minister van Justitie nou niet eens wat aan doen?

Hartelijke groet,

Kees Dijkgraaf

PS. Cadeautje. Van mijn neefje.


Het ‘Briefje van Jan’ en de ’99 woorden’ zijn gratis te lezen. Wil je desondanks doneren, dan kan dat via Backme of  Bunq. Kopen via mijn Amazon-link is ook top!

Dank voor jullie donaties!