
Beste lezers,
Mijn broer Jan is vanochtend in alle vroegte met zijn Lada Niva vertrokken voor een meerdaagse trip naar Polen en hij heeft mij gevraagd om even voor hem waar te nemen.
“Het komt heel slecht uit, zo vlak voor de verkiezingen. Maar er is geen tijd te verliezen, Kees. Ik móet echt nú gaan!”, zei hij.
“Waarheen, Jan”, vroeg ik.
“Więźniów Oświęcimia 20, Oświęcim!”
Ik had geen idee wat hij bedoelde, maar jullie kennen mijn broer: die zorgt wel dat je er achter komt wat hij bedoelt als je ‘m vol verwachting aankijkt.
“Kijk niet zo dom! Auschwitz, slome!”
(Advertentie)
“Wat moet je dáár nou? Hoezo nu opeens?”
Hij keek me vernietigend aan.
“Dat zal ik jou eens haarfijn vertellen, Keessie. Weet jij nog dat wij in Bergambacht op de openbare lagere school zaten? En later in Gouda op de Rijksscholengemeenschap? Op de eerste hadden we meester Frederikse en meester Wesdorp die geschiedenis gaven en op de RSG hadden we voor Duits eerst Sterkenburg en later die vent met die snor van wie ik de naam kwijt ben. Begon ook met een ‘s’. Zijn lokaal lag en hing helemaal vol met Duitse spullen, West- én Oost-Duits. En ben jij in 4 HAVO niet ook op schoolreis naar Berlijn geweest?”
“Ja, klopt. De overvloed in het Kaufhaus des Westens, de spanning bij Checkpoint Charlie waar ze nog met spiegeltjes onder de bus keken, de waarschuwing voor mensen op straat die West-Marken van je wilden, de leegte in dat warenhuis in Oost-Berlijn, héél bijzondere reis. Ik dronk er mijn eerste biertje, Jan. Berliner Weisse mit Schuss!”
(Advertentie)
“En daar hoorde je natuurlijk ook over het ontstaan van West- en Oost-Berlijn. De verschrikkingen van de Tweede Wereldoorlog….”
“Natuurlijk! De Holocaust!”
“Hèhè, we zijn er!”
“Waar, Jan?”
“Waar ik wezen wilde! Wij hebben dus heel ons leven geleerd dat de Joden in de Tweede Wereldoorlog vooral in Nederland zwaar de lul waren. Dat er geen land buiten Duitsland was waar zoveel politieagenten en burgemeesters fout waren. Waar zoveel Joden werden verraden door hun buren. Waar zoveel buren die niet collaboreerden met de moffen dan in ieder geval wegkeken. Die hatten es nicht gewusst. Waar de Spoorwegen maar al te graag bereid waren de Joden richting gaskamers te transporteren. Waar procentueel zoveel Joden op de trein zijn gezet om in concentratiekampen vergast te worden. Waar de huizen van verdwenen Joden werden leeggeroofd. Waar die paar Joden die terugkwamen de achterstallige huur of erfpacht moesten betalen. Wat kregen wij te horen? ‘Nie wieder!’ Weet je dat nog?”
(Advertentie)
“Ja, natuurlijk.”
“Daarom zijn wij elk jaar op 4 mei om acht uur twee minuten stil, toch?”
“Ja.”
“En daarom hebben Thea en ik onze kinderen en jij en Kristel jullie Sterre en Sanne toch óók geleerd dat ze op 4 mei éven letterlijk en figuurlijk stil moeten staan bij die gruwelijkheden in de Tweede Wereldoorlog? Opdat we nooit vergeten?”
“Dat weet ik toch allemaal, Jan? Maar waarom moet je nu opeens naar Auschwitz?”
“Nou, dat zal ik jou eens haarfijn uitleggen, broertje.”
“Graag. Want ik wil best een paar dagen voor je waarnemen met dat briefje, maar ik weet ook dat ik, juist nu er verkiezingen aankomen, die achterban van jou weer achter me aankrijg op internet. Kun je dit niet uitstellen?”
“Nee. Want ik móet het weten!”
“Wat?”
(Advertentie)
“Of we al die jaren in de maling zijn genomen over die Tweede Wereldoorlog en onze ereschuld aan de Joden. Of ik het niet allemaal gedroomd heb. Of dat Auschwitz überhaupt wel bestaat!”
“Natuurlijk bestaat Auschwitz! Natuurlijk is het verschrikkelijk wat de Joden is aangedaan! Natuurlijk hebben wij een ereschuld aan de Joden! ‘Nie wieder’ is ook voor mij een erezaak.”
“Wil je dat vooral níet opschrijven als je mij vervangt, Keessie! Wil je dit ook nóóit ergens in de openbaarheid zeggen?”
“Waarom niet, Jan?”
“Nou, ik heb er schijt aan. Maar jij hoopt toch nog eens politiek actief te worden bij GroenLinks-PvdA? Dat is toch jouw partij? Als je het bij GroenLinks-PvdA opneemt voor de Joden, kun je het de rest van je leven wel schudden qua politieke carrière.”
“Dat zal toch wel loslopen?”
(Advertentie)
“Nee, Kees! Hang voor de gein maar eens een Israëlische vlag uit het raam uit solidariteit wegens dat barbarisme van Hamas op 7 oktober. Frans Timmermans of Kati Piri komen ‘m hoogstpersoonlijk weghalen en je een kwartier uitfoeteren over de móslimhaat in Nederland. En dan heb je nog mazzel dat je in Lemmer woont. In Amsterdam ging er een steen door je ruit en een brandbom naar binnen.”
“Als ik niet in Lemmer zou wonen, ging ik terug naar Rotterdam.”
“Daar is het nog erger. Daar stuurt burgemeester Aboutaleb de politie op je af! Dat je die vlag snel naar binnen moet halen, omdat anders de achterban van DENK of BIJ1 je komt lynchen. ‘Ter voorkoming van polarisatie’, zeggen ze dan.”
“Je overdrijft, Jan!”
“Dat dachten de Joden in de jaren ’30 ook, broertje.”
Ik kan niet zeggen dat ik deze keer net zo vrolijk begin als waarnemer van mijn broer als de vorige keren. Want achteraf krijgt hij vaak gelijk.
Hopelijk blijft hij niet te lang weg.
Hartelijke groet,
Kees Dijkgraaf
PS. Cadeautje. Met de groeten van mijn broer.