
Mijn vader en moeder keken nogal verschillend naar de wereld.
Kwamen we in Rotterdam een op te hoge hakken strompelend persoon in een jurk tegen met baardgroei, forse adamsappel en stuitend gebrek aan talent voor visagie, dan wachtte mijn vader netjes tot de afstand groot genoeg was.
En dan zei-ie droogjes: “Een omgebouwde”.
En mijn moeder: “Piet! Moet dat nou?”
Hij hield van duidelijkheid, zij van de kerk in het midden.
Ze corrigeerde ‘m wel.
“Travestiet”.
En dan zei-ie bij de volgende travestiet: “Een vent in een jurk”.
Dat LGHTBI-gedoe had-ie niet getrokken, denk ik.
Dit en nog 98 andere stukjes van 99 woorden over ‘vroeger’ staan in mijn boekje ‘Ik weet nog wel dat…’ Het is weer te koop!
